In het evangelie stuurt Jezus 72 leerlingen op pad om van dat rijk van goedheid en liefde te getuigen. Hij weet dat de omgeving waarin ze moeten werken soms genadeloos kan zijn.‘Ik zend jullie als lammeren onder de wolven’. zegt hij dan ook. Toch adviseert hij hen niet een knuppel of iets anders mee te nemen om zich te wapenen en op mensen in te hakken, als het moeilijk wordt. Hij geeft hen, en daarmee ons, andere belangrijke tips om zuiver en toch krachtig te werk te gaan.
Als eerste: ‘Neem geen geld mee om mensen om te kopen of om je zelfstandig goed te kunnen redden. Neem zelfs geen reistas met spullen mee’. Hij stuurt hen weg in al hun kwetsbaarheid, onbeschermd. Daarmee worden ze afhankelijk van de goodwill van anderen.
Ze hebben anderen nodig.
Dat heeft uiteraard risico’s, maar het is vooral ontwapenend. Het maakt hen toegankelijk voor anderen, die ook breekbaar zijn.
Dan staat er die voor ons vreemde zin: ‘groet onderweg niemand’.
In die tijd was groeten meer dan gedag zeggen. Het was ook: een praatje maken, en soms ging dat nog verder. Hier staat dus eigenlijk: ‘laat je niet afleiden van je weg. Blijf gericht op je opdracht: de verkondiging van Gods rijk’.
Jezus adviseert ons vervolgens om mensen vredelievend tegemoet te treden, want alleen zo wordt de aard van de ander duidelijk. Ook spoort Hij ons aan van anderen te durven ontvangen: eten en drinken, niet alleen fysiek, maar ook spiritueel. Want wie niet kan ontvangen verheft zich boven de ander, en dat brengt ons mensen niet dichter bij elkaar. Echt samenleven vraagt wederkerigheid.
De ander zien staan in wie hij is, in wat zij te geven heeft.
Paulus voegt daar nog iets belangrijks aan toe: het is volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is Belangrijk is dat men een nieuwe schepping is. Eigentijds gezegd: ‘ sluit geen mensen uit omdat ze anders zijn. Belangrijk is dat men, als herboren mens, met jou en anderen het rijk van God zoekt’.
Als laatste klinkt een kostbaar inzicht: als je de kracht gegeven is het kwade teniet te doen, dan is dat niet persé een verdienste waar je je op kunt laten voorstaan. Verheug je dan niet dat anderen zich aan jou onderwerpen, maar wees blij dat je hebt kunnen doen wat de Eeuwige van je vraagt.
Niet eigen succes, maar de zaak waar je voor staat, dat Rijk van God, verdient je vreugde.
In een tijd vol onrust en geweld spreekt Jezus bemoedigende woorden tegen ons: ‘De oogst is groot’, ofwel ‘De kansen om het koninkrijk van God dichterbij te brengen liggen voor het grijpen’,‘Maar arbeiders zijn er weinig, ’ zegt hij vervolgens Ofwel: er zijn weinig mensen die er bij stil staan dat ze aan een wereld van Goedheid een bijdrage kunnen leveren.
Laten we daarom maar bidden dat we de mensen zien staan die in het klein en in het groot, soms tegen de verdrukking in, Gods Rijk doen opleven. Laten we maar bidden om meer arbeiders in Zijn wijngaard. Dat ook wij , met alle risico’s van dien, de mensen durven zijn, die de oogst binnen halen, in onze kring, in ons werk, in onze kerk én in de politiek. Dat Zijn Rijk kome.