Article header background
Terug naar overzicht
Marie-Ann De Cocker
image

Vijftiende zondag door het jaar

Vandaag herinneren de lezingen aan de proefwerken-tijd van enkele weken geleden. De evangelietekst begint met een mondeling examen bij levenslang leren. In de tekst uit Deuteronomium klinkt ouderlijke support: ‘het is niet te zwaar, het ligt binnen uw bereik’ en eindigt de lezing met een motiverende zin die studenten -hopelijk vaak - mochten horen: ‘Je kan het!’.

image

fotocrediet : Lawrence Lew op

Over examentijd hoor je vaak zeggen dat men veel ‘van-buiten moet leren’. Onze zuiderburen leren niet ‘van-buiten’, bij hen heet het ‘apprendre par coeur’, … met het hart leren, betrokken raken, je iets eigen maken… Dat klinkt door in de lezingen van vandaag: ‘met heel je hart en ziel’ betrokken raken. Rabbijns leren bestaat uit woord en wederwoord, uit vragen stellen en proeven van elementen uit de traditie om samen tot nieuwe inzichten, tot nieuw leven te komen.

De wetgeleerde in het evangelie spreekt Jezus aan met Rabbi -meester-, en stelt een fundamentele persoonlijke vraag: ‘Hoe kan ik een leven leiden met eeuwigheidswaarde?

Jezus hanteert een belangrijk didactisch principe om de betrokkenheid op de leerstof te vergroten en antwoordt met een wedervraag: ‘wat zegt de wet daarover?’ De man kent uiteraard zijn vak en slaagt over de hele lijn wat wetskennis betreft. Jezus feliciteert hem en nodigt hem na dit theoretisch luik uit tot het praktijkexamen. Nu werpt de wetgeleerde obstakels op: ‘wie is mijn naaste?’. De oude teksten durven elkaar nogal eens tegenspreken: is de naaste enkel mijn huisgenoot, enkel mijn geloofs- of volksgenoot of kan het om-het-even-wie zijn?

Jezus antwoordt niet met passages uit het wetboek, maar met een praktijkvoorbeeld uit het leven gegrepen… ons overbekend. Twee mannen, die de wet net zo goed kennen als de geleerde bij Jezus, zien het slachtoffer, maar lopen er in een boog omheen. Schuldig verzuim in ons strafrecht waar een gevangenisstraf en een geldboete tegenover staan. Het is niet te vergoelijken zoals in onze kindercatechese mogelijk gebeurde. Een reizende Samaritaan daarentegen ziet de gewonde medemens en raakt betrokken, niet uit vrees voor boete of gevangenisstraf, maar met hart en ziel.

De gehate vreemde met een andere geloofsovertuiging brengt hier de wet in praktijk en wordt tot voorbeeld gesteld. Met hart en ziel, met zijn tijd, zijn verstand en al zijn krachten zet hij zich in: wonden verzorgen en verbinden, het slachtoffer op zijn paard hijsen en naar een herberg brengen, de waard vergoeden en op de terugreis checken of er geen kosten meer zijn. Het is niet niks wat hij voor deze onbekende doet.

Keer op keer brengt Jezus mensen die de samenleving buiten beeld houdt voor het voetlicht:vrouwen, zondaars, vreemden,…

Zo stelt hij de zelfgenoegzaamheid van de goegemeente in vraag en keert hij de maatschappelijke rangorde om: wie niet wordt geacht, gezien of gehoord, gaat ons voor in levenskunst.

image

fotocrediet : Lawrence Lew op

Naaste is geen passief woord dat naar een persoon of groep verwijst en anderen uitsluit, het is geen benaming voor wie moet wachten op onze hulp en daar minstens dankbaarheid voor in de plaats moet geven.

Jezus herdefinieert het begrip ‘naaste’ tot een actief woord dat de keuze uitdrukt om ten dienste te staan, met een voorkeurliefde voor wie slachtoffer is van welk onrecht ook.De gelijkenis nodigt de toehoorder uit om te kiezen voor wat er echt toe doet: betrokkenheid op het goede, op heelheid, met hart en ziel, altijd en overal, zelfs op reis.

We weten niet of de wetgeleerde na zijn succesvolle theoretische proef ook slaagde in zijn praktijkexamen, maar de opdracht om naaste te worden heeft geen vervaldatum en legt de bal ook in ons kamp. Wij kunnen -met hart en ziel- naaste wórden, wij kunnen partner wórden, wij kunnen naast diegenen staan die lijden en onrecht moeten verduren: zieken, vluchtelingen, vereenzaamden, uitgeslotenen, vreemden,...

Leven in partnerschap is leven met eeuwigheidswaarde.

Met zijn gelijkenissen brengt Jezus God dichterbij. Met het beeld van de vreemde uitgesloten Samaritaan die ons tot voorbeeld is, komt God als de Gans Andere aan het licht: als de onvoorstelbare, als degene die niet in kotjes en begrippen te vangen is maar altijd uit is op wat goed is voor de mens. En keer op keer bevestigt Jezus dat elke mens, -Gods beeld en gelijkenis- weet je nog?-, in staat is hokjes te overstijgen in denken en handelen om voor elk ander zo goed en liefdevol als God te zijn.

“Het is niet te zwaar, niet te hoog – jij kunt het volbrengen”

image

fotocrediet : op.org

Onder het pseudoniem Michel van der Plas schreef de Nederlander Bernard Brinkel bij elk zondagsevangelie een poëtische tekst. Bij de gelijkenis van vandaag hoort een gedicht, een gebed, dat in crescendo de consequenties van de keuze om ‘naaste te worden’ belicht.

Opvallend is dat na de slot-vraagzin ‘Wat wilt u allemaal’ geen vraagteken staat maar een gewone punt. Je kan daarin als het ware de dankbare glimlach zien en een licht schouderophalen van iemand die de keuze heeft gemaakt en mag ervaren dat partnerschap een ‘deernis’ is die zich niet beklaagt omdat een samen-leven met eeuwigheidswaarde nu eenmaal die moeite waard is.

Het is niet te zwaar, het ligt binnen je bereik. Je kan het.

De barmhartige Samaritaan – Michel van der Plas

Gewoon de naaste zijn, -
gewoon, maar dat gaat zo maar niet:
ik moet op weg, langs een ravijn,
neerknielen bij een mens in pijn,
een vreemde in een vreemd gebied.

Mijn God, daar vraagt u wat:
de overlast, de dure tijd
voor een wildvreemde op mijn pad,
en dat ik hem verbind en dat
ik hem een bed bereid.

Wat wilt u dat ik doe?
Zijn redder zijn, zijn toeverlaat,
hem dragen naar een herberg toe,
en later nog gaan vragen hoe
het met zijn ziekte staat.

U zegt maar wat, u vraagt
dat ik het ook nog zelf betaal:
een liefde die gevaren draagt,
een deernis die zich niet beklaagt.
Wat wilt u allemaal.

Uit MICHEL VAN DER PLAS, De man van Nazareth. Teksten bij de evangeliën. Lannoo, Gooi & Sticht, 1992, blz. 58