“Vraag en u zal gegeven worden; zoek en gij zult vinden; klop en er zal worden opengedaan.” Krachtige woorden die Lucas in Jezus’ mond legt als die zijn leerlingen onderricht geeft over gebed. Een gedurfde uitspraak, want zowel Lucas als Jezus wisten dat men niet krijgt wat men vraagt en niet vindt wat men een leven lang zoekt. Ons werd dan geleerd dat het onze eigen schuld was, want je moest goed nadenken bij wat je vroeg. God gaf geen nieuwe fiets, geen fijne, leren voetbal, zelfs de vraag om onze leraar Latijn met een griepje thuis te laten werd niet verhoord.
Hoe kon Lucas dan zo zelfzeker Jezus deze woorden in de mond leggen? Mensen van mijn generatie kwamen tot het besluit dat het smeekgebed geen zin had, dat God geen magazijnier is die allerlei goederen op vraag levert. Het smeekgebed was voor de kleingelovigen, de naïevelingen, diegenen die waren vastgelopen in hun kinderlijk geloof.
Ik las in die tijd een indringend artikel van een Zuid-Amerikaanse bevrijdingstheoloog die ons, westerlingen, verweet dat we in een afstandelijk, ijl geloof waren verzeild geraakt, terwijl de eenvoudige Zuid-Amerikaanse boer alleen in concrete woorden zijn ziel voor God kan openleggen.
Het smeekgebed is dan niet bedoeld om van God allerlei gunsten te bekomen, maar om God in zijn dagelijkse noden en beslommeringen te betrekken.
Ik vind dat tot vandaag een mooie gedachte waarmee ik vrede vind.